Maria Immaculata
Composer: Arthur Jan Frans De
Hovre (1868-1931), 1907
12 Maria-liederen [Gedrukte muziek] : met begeleiding van harmonium (of klavier)
/ door Arthur De Hovre
12 Maria-liederen : [voor 1 stem en piano] met begeleiding van harmonium (of
klavier) / Arthur De Hovre
Maria Immaculata |
|
Score / MIDI: not available |
Recording: not available |
Lyrics: |
source |
Nooit volprezen Hart Vorstinne
Heerlijk pralend op uw troon
Schoone Vrouwe, die we groeten
Reine Moeder van den Heer
Zie! Uw kinderen knielen neder
om U minnelijk en teeder
Toe te zingen blij te moed
Onbevlekte, wees gegroet
Onbevlekte, wees gegroet
Onbevlekte, wees gegroet! |
Moeder! Met Gods Englenkoren
Stort in juublend maatgeluid
Voor U, Hemelkoninginne
Ons gemoed zich dankend uit.
Hun en onzen zangen ruischen;
Komen rond uw troon aandruisen,
U ter eere, die ons hoedt
Onbevlekte, wees gegroet!
|
Leid ons door de stormen henen
Naar het gouden zomerstrand,
Morgenster! die aan den Hemel
Toont het blijde Vaderland,
Daar, daar zullen wij herhalen
Bij een eeuwig zegepralen
’t lied vol dankbaren liefdegloed
Onbevlekte, wees gegroet! |
http://www.svm.be/bib/detail.php?ID=432 Studiecentrum voor Vlaamse
Muziek |
► DE HOVRE, Arthur Jan Frans
[Oudenaarde, 04/12/1868 > Ledeberg, 13/01/1931]
► English Biography
► Biografie
► Bibliografie
► Historische tekst (1)
► English Biography by Annelies Focquaert
Arthur De Hovre descended from a musical family and was pupil of the
Episcopal Teacher Training College at St Niklaas, where he graduated in
1888. Subsequently he studied organ at the Royal Conservatory in Ghent,
where he became the favourite pupil of Tilborghs and played a sonata
composed by himself at his final exam.
After having served as an organist in Lokeren, Ronse, and Ledeberg, he was
appointed as professor of organ at the Antwerp Conservatory on 19 February
1902. After an exam with fearful competition he became the successor of
Joseph Callaerts, proving his mettle in the interpretation of works by
Johann Sebastian Bach, in transposition, sight-reading, improvisation,
harmonisation, organ literature, organ building, as well as counterpoint
and fugue. He surpassed the second candidate with more than a hundred
points. Several of his students became famous composers afterwards, among
them Jef Van Hoof, Firmin Swinnen, and Renaat Veremans.
Concurrently he served as director of the Music Academy of Lokeren.
Between February 1916 and the end of World War I he was not allowed to
travel from Ghent to Antwerp, where he was consequently replaced by Emile
Wambach. When he became seriously ill in June 1930 Wambach also filled in
for him. Alexander Papen (also a pupil of De Hovre’s) succeeded him in
1931 as professor of organ.
De Hovre was a modest man with a predilection for playing Bach, and was
noted as an excellent organ virtuoso. In an article in Muziek-Warande of 1
November 1922 the editors write: “De Hovre is humility personified, and it
has cost us a lot of trouble to secure a picture of him. He leads a
solitary life and seems to be content playing Bach. The less people talk
about him in Ghent, the more he likes it.” He wrote several Marian songs
and works for organ.
© Studiecentrum voor Vlaamse Muziek vzw - Annelies Focquaert (translation:
Joris Duytschaever)
► Biografie Arthur De Hovre - door Annelies Focquaert
Arthur De Hovre kwam uit een muzikale familie en was leerling van de
Bisschoppelijke normaalschool in St.-Niklaas, waar hij in 1888 afstudeerde.
Hij studeerde daarna orgel aan het Koninklijk Conservatorium te Gent, waar
hij de lievelingsleerling werd van Tilborghs en op zijn eindexamen een
sonate van eigen compositie speelde. Nadat organistenposten in Lokeren,
Ronse en Ledeberg, werd hij op 19 februari 1902 benoemd als orgelleraar in
het Antwerpse Conservatorium. Hij werd er, na een uitvoerig vergelijkend
examen, aangesteld als opvolger van orgelleraar Joseph Callaerts en moest
zich daarvoor in de uitvoering van werken van Johann Sebastian Bach,
transpositie, zichtlezingen, improvisatie, harmonisatie, orgelliteratuur,
orgelbouw en contrapunt en fuga. Hij eindigde met meer dan honderd punten
voorsprong op de tweede kandidaat. In zijn klas studeerden verschillende
bekend geworden componisten zoals Jef Van Hoof, Firmin Swinnen of Renaat
Veremans. Hij was ook tegelijkertijd directeur van de academie van Lokeren.
Tussen februari 1916 en het einde van WO I kon hij vanuit Gent geen
reispas krijgen, waardoor hij in Antwerpen vervangen werd door Emile
Wambach. Hij werd ernstig ziek in juni 1930 en werd ook toen vervangen
door Wambach.
Alexander Papen (ook een leerling van De Hovre) volgde hem in 1931 op als
orgelleraar.
De Hovre was een bescheiden man, die vooral graag Bach speelde en bekend
stond als een zeer goed orgelvirtuoos. In een artikel uit Muziek-Warande
van 1 november 1922 schrijft de redactie: "[De Hovre] is de nederigheid
zelf en het heeft de Muziekwarande heel wat moeite gekost om een portret
van hem te kunnen bemachtigen. Hij leidt een afgetrokken leven en schijnt
genoeg te hebben aan Bach. Hoe minder er in Gent over hem gesproken wordt,
hoe liever hij het heeft." Hij schreef verschillende Marialiederen en
orgelwerken.
© Studiecentrum voor Vlaamse Muziek vzw - Annelies Focquaert
> Bosmans, V.: Liedkunst op teksten van Gezelle : Arthur De Hovre
[1868>1931], in: SVM-Nieuwsbrief 42, februari 2006.
> N.N.: Arthur De Hovre †, in: Muziek-Warande, jrg. 10, nr. 2, 1 februari
1931, p. 40.
> N.N.: Arthur De Hovre, in: Muziek-Warande, jrg. 1, nr. 11, 1 november
1922, p. 241-244.
> Persoons, G. (red.): Koninklijk Vlaams Conservatorium 1898-1998,
Antwerpen, 1998, p. 90, 104-105.
> Roquet, F.: Arthur Jan Frans De Hovre, in: Lexicon Vlaamse componisten
geboren na 1800, Roeselare, 2007, p. 194-195.
INDEXFOTO: archief Bibliotheek Conservatorium Antwerpen.
Historische tekst
Arthur De Hovre
door een journalist van Muziek-Warande (1922)
Ten einde afwisseling in onze galerij van portretten te bekomen, geven we
heden het beeld van een vurig Bach-vereerder, een machtig orgel-virtuoos,
die een groot deel van zijn werkzaamheid besteed heeft aan het Belgisch
muziekonderwijs. Arthur De Hovre bewoont Ledeberg, bij Gent, maar is
bestuurder van de muziekschool van Lokeren en tevens leeraar van de
orgelklas aan het Kon. Vl. Conservatorium te Antwerpen, waar zijn naam met
eerbied en ontzag wordt uitgesproken [1]. Hij werd geboren te Oudenaarde
en studeerde eerst aan de normaalschool te Sint-Niklaas, zodat hij weet
wat opvoedkunde is. Aan het Conservatorium te Gent werd hij de
lievelingsleerling van Tilborghs en op zijn eindexamen bood hij zich aan
met een orgelsonate van eigen compositie. Dat had men nog nooit gezien te
Gent! Hij behaalde den eersten prijs met de grootste onderscheiding en
zoowel zijn leeraars als zijn medeleerlingen voorspelden: " Die De Hovre
zal het verre brengen!".
Voor zijn geliefkoosd instrument schreef hij verscheidene merkwaardige
stukken, waaronder een Plechtige Marsch en een Preludium en Fuga, die al
dadelijk op het repertorium van onze beste organisten verschenen, en die
indruk maakten in het Kursaal te Oostende. Aan de virtuositeit wijdde hij
nochtans niet geheel zijn bestaan, al speelde hij sommige stukken van Bach
sneller en beter dan een groote beroemdheid uit de hoofdstad, en al
stellen wij nog heden vast, dat hij meermalen op een orgelwijding de
toehoorders in verrukking brengt; ja, onlangs nog heeft hij twee fiere
orgel-sonaten voltooid, die hij reeds op eenige plaatsen ten gehoore heeft
gebracht. Na organist geweest te zijn te Lokeren, Ronse en Ledeberg,
vernam hij dat de plaats van orgelleeraar aan het Antwerpsch
Conservatorium open was gevallen, en dat zij in een prijskamp moest
veroverd worden. De Hovre dong mee. Nog heden wordt er over dien epischen
prijskamp gesproken. Hij verbaasde de jury door zijn weergalooze techniek
en won honderd punten meer dan de tweede candidaat, een triomf gelijk er
voorzeker nog nooit een geboekt was geworden! Dat is nu een goede twintig
jaar geleden en nog altijd bekleedt hij dezelfde plaats, waar hij elken
zomer een keuze van flinkgedrilde organisten [2] op de prijskampen
aanbiedt.
Arthur De Hovre is een man met een rijzige gestalte, een kleurig gelaat,
verstandige oogen en een open, joviaal karakter, hetgeen eenigszins
verwondert als men weet dat hij voortdurend lijdt aan hoofdzeer, meermalen
zòò erg dat hij eigenlijk, als toondichter, de volle maat van zijn kunnen
niet heeft gegeven. Hij is de nederigheid zelf en het heeft Muziek-Warande
heel wat moeite gekost om een portret van hem te kunnen bemachtigen. Hij
leidt een afgetrokken leven en schijnt genoeg te hebben aan Bach. Hoe
minder er in Gent over hem gesproken wordt, hoe liever hij het heeft. Al
is hij een autoriteit voor het uitvoeren van Bach en de andere klassieken,
en al zegt hij soms meer met en paar woorden dan gansche verslagen en
gansche vertoogen. Nu, Gent is de stad der miskende kunstenaars: dat heeft
het genoeg getoond door zijn stug-onverschillige houding jegens Waelput,
Blaes en D'Hulst. Om een definitief oordeel over het orgelwerk van De
Hovre te kunnen uitspreken, moeten wij de verschijning van zijn groote
twee orgelsonaten afwachten. Uit zijn andere compositiën, - meest
jongelingswerken, - kunnen wij afleiden dat hij een beslagen en zeer
vernuftig fugist is, dat hij zijn thema's met het grootste gemak kan
kneden, leiden, uitputten, en dat hij altijd rekening houdt met de
middelen, waarover het instrument beschikt. Daarbij hij is geboren met de
melodie.
De Hovre heeft ook een reeks mooie liederen op zijn actief, die hem,
hoewel hij ze maar als kruimels van zijn tafel beschouwt, een gansch
bijzondere plaats in ons Vlaamsch muziekwereldje aanwijzen. Onder zijn
wereldlijke liederen gaat onze voorkeur naar Mietje, een onweerstaanbaar
succesliedje, naar Scheiding, een roerende bladzij, ietwat in den
Grieg-trant, Tranenliedje, schoon als een compositie van Waelput of Blaes,
en Wie weet, waarvan het refrein gansche zalen kan vervoeren! Weinig
toondichters in België kunnen vier liederen van zulk een gehalte in hun
productie aanwijzen.
Wij vermelden slechts twee van zijn kinderliederen: Viooltje, een pereltje,
en Laat de kleinen tot mij komen, dat noch min noch meer dan een
meesterstukje dient te heeten, maar dat, naar onze bescheiden meening,
moeilijk door een kind kan vertolkt worden. Hier bewegen wij op de grens
van het "au delà". Tot zijn geestelijke liederen behooren verscheidene
melodieën op Gezelle-teksten, evenals zijn mooie Marialiederen, waarin wij
het zuiverste, het fijnste, het edelste moeten erkennen, dat wij van hem
bezitten. Met recht wordt De Hovre "de zanger van Maria" genoemd. Vooral
de volgende drie nummers verdienen lof: Magnificat, Zuivere Maagd, Maria
immaculata. Sedert onze kennismaking met de oude Kerstliederen, hebben wij
geen zoeter indrukken van dien aard meer ondergaan. Hier leert men
begrijpen dat zingen bidden is. Wie een liedje componeeren kan zoo
eenvoudig en zoo innig, zoo schuchter en zoo lief als Zuivere Maagd, -
waarin de uitroep, o Maria, gedurig herhaald wordt, - moet om zoo te
zeggen de rein-naïeve ziel bezitten van een kind; hij moet de heilige
engelen in zijn droomen hooren zingen; hij moet het gelaat der wondere
Moedermaagd van dichtbij gezien hebben. Cesar Franck onderteekende hier en
daar iets van dien aard, bescheiden klankprentjes met enkele lijntjes en
een paar kleurtjes ontworpen. Daarenboven de geestelijke liederen blijken
uit te gaan van een gansch persoonlijke esthetiek. Met opzet laat hij de
melodieën herinneren aan zekere kerkelijke hymnen, die wij allen kennen.
Hij neemt ze niet over, hij schrijft er geen variatiën op, maar bezigt er
enkel een walmpje van, een echo, en gaat dan zijn eigen gang. Het eene
nummer heeft iets weg van het Ave Maria, het andere van het Magnificat,
een derde van de Missa De Angelis, en toch, nergens doet hij denken aan
nabootsing of onmacht. Elders meenen wij een naklank van de vroom-plezante
Kerstliederen uit vroeger eeuwen te hooren, letterlijk alsof de schrijver
met zijn droomenden geest in de XVe eeuw leefde, alsof hij dagelijks
omgang had met monniken en koorknapen, herders en handwerklieden, die
zingen, bidden, loven, gewapend met fluiten, schalmeien en rommelpotten.
En gelukkig, hij heeft de fout niet begaan zoo maar onverlegen aan de
middeleeuwers hun formules en hun procedeetjes te ontleenen, wel wetend
dat die dingen maar uiterlijkheden zijn, en dat de kunstenaar moet bouwen
van binnen. Ook baart het verwondering, dat die Marialiederen nog niet het
dagelijksch brood geworden zijn van al degenen, die naar een tegenhanger
van Minne of Servaes in de muziek smachten, of die in de stille
winteravonden gaarne oude liederen bij den haard zingen. Wat De Hovre in
dat boekje geeft, is eenvoudig en diep te gelijk, middeleeuwsch en toch
modern. Hier en daar is het onstoffelijke kunst, overal zielekunst. Van
snobisme kan bij hem geen spraak zijn en hij is te fier om een enkelen
stap te doen, die op een zucht naar propaganda zou kunnen gelijken. Hij
zingt voor zich zelf en voor zijn heilige idealen.
Willen wij onze indrukken nu samenvatten, dan moeten wij zeggen: De Hovre
is een mensch die diep voelt en sterk zegt, al is zijn vorm zòò bondig,
dat hij zijn noten schijnt te tellen, net of het goudstukken waren. Die
soberheid is geen armoede, integendeel: hij zet geen enkel teeken op het
papier, of het leeft, het zingt, het bidt, het is vertolking van
zielenleven. Zijn taal is die der classieken, beslist gemoderniseerd, maar
niet te sterk, en evenals de classieken, streeft hij gedurig naar stijl.
Zijn volzinnen, ofschoon melodisch, zijn altijd ernstig en strak.
Fierens-Gevaert heeft eens gezegd, dat de verwachte toondichter in
Vlaanderen een gevoelsmensch zou zijn, een broeder van onze primitieve
schilders. Hadde De Hovre niet heel zijn leven tegen een onverbiddelijke
kwaal moten worstelen, wie weet of hij niet een groot deel van de
Vlaamsche ziel zou uitgesproken hebben? Door het spannend gevoel, dat hij
in zijn liederen weet te persen, werden zij opgemerkt door Madame Brema,
die ze, vòòr den oorlog, op verscheidene plaatsen in België en Engeland
heeft uitgevoerd.
In een nuchtere en banaliteits-lievenden tijd gelijk de onze, dient het
voorbeeld van den strengen Bachist, die zich niet door het gemakkelijke of
het buitensporige liet verleiden, die nooit een onrijpe compositie ter
markt heeft gebracht, voorzeker stichtend en - laat het ons hopen - ook
vruchtbaar te heeten. Wat d'Indy van den waren kunstenaar eischt, l'amour
non égoïste de l'art et l'enthousiasme pour les belles oeuvres, vinden wij
bij hem volkomen verwezenlijkt. Zonder zijn geest te sluiten voor de
mogelijke regels van een nieuw ars poëtica, staat hij zelfbewust en
rotsvast in de woelige branding van den dag, gevoed met het merg der
onsterfelijke meesterstukken, aandachtig luisterend naar het heilig
orgelgeruisch van het innerlijk leven, minder belust op klinkklank en
klatergoud dan op concentratie, spanning, wetenschap, en overtuigd van het
oude, eeuwig ware, dat het schamele versje verkondt:
In 't verleden
Ligt het heden,
In het nu wat worden zal.
[N.N.: Arthur De Hovre, in: Muziek-Warande, jrg. 1, nr. 11, 1 november
1922, p. 241-244]
NOTEN
[1] DE FAMILIE DE HOVRE. - Evenals Van Durme en Tinel, behoort De Hovre
tot een familie van organisten. Een overgrootvader bewoonde Vloesbergen in
Noord-Henegouwen, waar hij op zekeren dag het bezoek ontving van één der
leerlingen van Rameau, namelijk op de bekende hoeve, L'Amitié. De reiziger
zou zelfs een partituur van den doorluchtige meester in het bezit van den
eigenaar gelaten hebben. Daarna heeft de familie De Hovre zich gevestigd
te Nederbrakel, tusschen Ronse en Oudenaarde, waar onze Arthur De Hovre
muziekles ontving van zijn grootvader, die één der beste organisten van
zijn tijd was, en wiens missen een overgroot getal uitvoeringen in
Vlaanderen mochten beleven. Een oom heeft, vijftig jaar geleden, een reeks
novellen uitgegeven, die opgemerkt werden door Heremans, evenals een reeks
volksliederen en alleenspraken, die veel op de Vlaamsche feesten werden
voorgedragen. Tot dat getal behoort De blauwe Kiel, later opgenomen in Den
Vlaamschen Zanger. Gewoonlijk onderteekende hij Ludwigszoon, omdat zijn
vader, een onderwijzer-organist gelijk hij, een Requiem had uitgegeven
onder den deknaam Ludwig van Welden, een zinspeling op het dorp Welden bij
Oudenaarde, waar hij gevestigd was. De vader van Arthur was organist te
Oudenaarde en op zijn ziekbed schreef hij een treurmarsch, die bij zijn
begrafenis moest uitgevoerd worden. Een broeder van Arthur is organist te
Ledeberg. Een ander is priester en geeft thans de godsdienstlessen aan het
Atheneum te Gent. De jongste broeder, een buitengewoon begaafde jongen,
vertrok als oblaat naar Transvaal. Een neef is organist te Oudenaarde en
schreef verscheidene smakelijk-eenvoudige volksliederen. Een kozijn gaf
een Nederlandsche vertaling van Foester's beste opstellen over opvoedkunde
en zedenleer, en bestuurt heden het welbekende Vlaamsch Opvoedkundig
Tijdschrift. Wij hebben hier dus te doen met een familie, waarin edele
traditiën heerschen, waarin het "Exelsior" een leuze blijkt te zijn, en
waaraan de kunst en het onderwijs in Vlaamsch België niet weinig
verschuldigd zijn. "Die De Hovres zijn knappe mannen!" hoort men in
Vlaanderen getuigen.
[2] LEERLINGEN VAN A. DE HOVRE. - Gedurende zijn lange loopbaan heeft hij
talrijke organisten en toondichters helpen vormen. Hier dient zijn naam en
éénen adem uitgesproken met die van Lemmens, Tilborghs en Mailly.
Verscheidene van onze Vlaamsche liedercomponisten, die ons allen dierbaar
zijn geworden, zijn door zijn orgelklas gegaan. Wij noemen er eenige, maar
drukken op het feit dat die kunstenaars ook lessen van andere leeraars
ontvangen hebben, namelijk van L. Mortelmans, die fuga onderwijst. Jef Van
Hoof is alom populair geworden door zijn Groeningelied. Swinnen verblijft
in Amerika, waar hij talrijke orgel-auditiën houdt. Vòòr den oorlog
verwierf Papen grooten bijval in het Cristal-Palace te Londen. Van Rooij
veroverde, met algemeenheid van stemmen, een plaats van organist te
Venloo, de schrijver der mooie Pax-partituur, is een flinke belofte voor
morgen. Verhoeven vestigde aller aandacht op zijn persoon, door zijn
Liederen van ingetogen stemming. Veremans heeft veler harten gewonnen met
zijn zangerige melodie, Vlaanderen, Bogaerts van Lier en Verreydt van
Diest onderteekenden verdienstelijke volksliederen. Verscheidene leden van
de kunstminnende familie Verrees te Turnhout hadden De Hovre tot leeraar,
D'Hooghe, organist te Antwerpen, staat bekend als een geestdriftig
Bach-vereerder. Uit Schampaert zal wellicht één onzer degelijke
toondichters groeien. Veel andere namen blijven hier onvermeld, omdat zij
ons ontsnappen. Dat tot nog toe voor een gezagvol muziekpedagoog, gelijk
De Hovre, niet een schitterende bevordering kon gevonden worden, mag
voorzeker bevreemdend heeten!
Bron: N.N.: Arthur De Hovre, in: Muziek-Warande, jrg. 1, nr. 11, 1
november 1922, p. 241-244. |
Page last modified:
September 14, 2011
Return to my homepage:
www.avemariasongs.org
|